Ik jaag door het leven,
met de onrust in mn kop.
Want het gras is altijd groener,
bij die ander verderop.
Ik jaag door het leven,
want ik leg mn lat te hoor.
Mn hoofd zoekt idealen,
maar de afstand is te groot!
Wanneer ben ik tevreden,
o, wanneer heb ik genoeg.
Wanneer leer ik eens rusten van mn eindeloos gezwoeg.
Wanneer leer ik aanvaarden,
dat ik kostbaar ben van waarde,
gewoon zoals ik ben.
De dolgedraaide maatschappij,
is presteren dat wat telt.
Wie heeft dat mooiste praatjes,
wie heeft het meeste geld.
Soms kijk ik om me heen,
en voel de eenzaamheid en pijn.
Want dan wil ik iemand wezen,
die ik nooit zou kunnen zijn.