Ik snap niet waarom iedereen maar tegen me loog.
Ik ging kapot, ik zat beneden aan in een put ik wil eruit maar kom niet omhoog.
Ik zakte steeds verder naar de afgrond.
Ik hoopte dat niemand mij vond.
Toen kwam er een lieve man die voor mij als het zonnetje scheen.
Het ging zoveel beter met mij en al mijn verdriet verdween.
Natuurlijk was dit te mooi om waard te zijn.
Na 11 weken geluk ging het zonnetje weer weg en kreeg ik weer verdriet en pijn.
Maar ik bleef vechten tot de donkere regen wolken wegtrokken en mijn zonnetje weer voor me ging schijnen.
Alleen ik wacht nog steeds en heb het idee dat ik hem nooit meer terug krijg en mijn zon voor mij eeuwig doet verdwijnen.
Ik zit weer in die verre diepe put, doods benauwt hier beneden.
Ik wacht en wacht tot de hemellucht weer opheldert maar begin steeds meer te geloven dat mijn toekomst nog slecht wordt dan mijn verleden.
Dat zonnetje was en is voor mij, mijn beste vriend.
Heb ik in mijn vorige leven dan zo slecht geleefd, zoiets vreselijks gedaan dat ik in dit leven geen zon heb verdiend?!
Nu blijft het maar regenen elke dag weer.
Ik wil door vechten maar ik ben te zwak heb zo’n pijn, me hart doet zo’n zeer.
Toch blijf ik wachten tot iemand me helpt uit deze put komen.
Maar eigelijk durf ik er niet eens meer over na te denken laat staan over te dagdromen.
Maar zal doorleven tot mijn put zal overstromen doordat ik door mijn eigen regenbui van verdriet verdrink.
Dan ben ik dood en wacht ik op iemand uit de hemel die ziet dat ik dood naar de bodem van de put zink…
Maar tot die tijd blijf ik wachten, wachten en nog is wachten…