De wind waait binnen,
begeleid door het maanlicht,
komend van de sterren,
als een koude geest,
die mijn kamer binnensluipt.
Ik sluit de ogen,
ik hoor die mooie stem,
ik zie die betoverende ogen,
en ik denk aan alle woorden,
die ik nooit gezegd heb.
Plots staat ze daar,
meegekomen met de wind.
Beeldschoon, zoals altijd,
en zoals altijd
geraak ik weer verstomd.
Ik open de ogen,
ik sta recht
en kijk naar de slapende stad.
Ik denk aan haar,
ik verlang naar haar.
Ooit zal ze echt binnenwaaien,
ik zal haar met al mijn liefde ontvangen.
Dan zeg ik al die woorden,
die alleen voor haar bestemd zijn,
en dan gaan we samen de dag tegemoet.
Ik wacht...