Het oude huis
waar ik kinderjaren sleet
en de wilde wingerd
als geurig kruid in galmen
tegen de hemel steeg,
doet me meer dan m’n kinderen
ooit en nooit zullen verstaan,
nu het is afgebroken
alsof het er niet is geweest
wordt ik weer jong en droom
van de tafel en de stoof,
de koeien, het loeien en melken
met m’n hand
om de knop van de deur,
zal het nog meer dan even duren
voor ik die loslaten kan en op goede voet
met nostalgie zal kunnen turen
naar veel te vertellen stenen
van een huis waar ik amper
een dagreis geleden afscheid van nam
met de beste wil niet vergeten wil