Izabelle
Izabelle, ik sta hier bij je graf…
Ik herinner me nog steeds
Toen ik je voor het eerst
in mijn arm spoot
Toen ik je voor het eerst
in mijn aderen voelde stromen
Ik keek en zag
Een engel in het wit
In een lijkwade gewikkeld
En je vleugels gebroken
Izabelle, ik til je nu
Als een herinnering uit het graf
Ik open je ogen
En veeg het stof van je gezicht
Ik weet niet goed
Welke weg mij naar je toe bracht
Maar ik keer steeds terug
Naar je koude mond en lippen
“Vlieg nu eens,” zei ik
Maar je keek me slechts aan
Alsof je wist
dat je vleugels waren gebroken
“Doe jij het maar,” zei je
Met een schalkse lach
Hoe kon je in Godsnaam weten
Dat mijn vleugels waren gestolen?
Bebloed…
Izabelle, het is een lange wandeling
Van mijn huis naar je graf
Toch blijf ik iedere dag
Terugkomen
Sommige herinneringen
Laten een eeuwige indruk na
Een pijnlijke impressie
Van ratelende spoken
Dus blijf ik lopen?
Door deze skeletachtige straten
En bruine vervallen huizen
Waar een echo van dromen behoort te zijn?
Blijf ik zoeken?
Blijf ik hopen?
Met bebloede lege handen
Wachten, wachten
Voor het noodlot
Een verlossing
Een verkoeling voor deze pijn
Ik draag je nu weer
Van mijn huis naar je graf
Want ik kan niet iedere dag
In je blijven geloven
Hopen
Want ik herinner me steeds weer
Je schalkse lach
En de eerste keer
Dat ik je in mijn aderen heb gespoten…