Fragment van 'Geen eiland meer'.
Strengheid is het oord waar een lach niet
klinken mag. / Maar die gevierd zal
worden aan de andere kant, als ernst overbodig
zal zijn geworden. /
Als er geregeerd zal worden met de glimlach.
Als de mast op breken staat moet men geen
sigaret staan rollen. /
Om het uit te houden?
De mast wacht niet om te breken. / Hij
heeft je sterke armen nodig en je hoofd om te
zien waar zij trekken moeten.
De glimlach is de beloning die aan de overkant
op je gelaat komt, en manna heeft geloofd. /
Als overvloed gebrek wordt is manna daar. /
Om diegenen te helpen naar de andere kant te
wijzen. / Naar de mogelijkheid dat alles
anders wordt.
Onze hoofden worden klaar. / De helderheid
doet ons zien wat wij niet zagen: de kragen
tegen de ijzige kou. / Die ons met hun
beetje bijeengehouden warmte het laten
uithouden. / Tot wij binnenvallen waar
de kachel brandt!
*
De zon in hout veranderd. / Door de aarde
in steenkool versteend, brengt zij het licht
en de warmte. / Zelfs, als het duister is
en de kou ons hart doet rillen. / Bibberen
van de donkerte die kilheid brengt en ons
angstig maakt.
Rillend elkaar zoekend, het licht is in ons
geplant. /
Warmte is licht. /
De warmte voelen wij, maar het licht zien
wij niet. / Het licht ontgaat ons. /
Wij denken dat het alleen de warmte is die
ons in leven houdt.
Met de neus worden wij op het midden
geduwd, en toch vervallen wij in extremen. /
Het midden dynamiteren wij, zodat het
uiteenspringt in duizend stukken. / Juist
dat. Het midden dat ons leven laat.
De zon is het midden van de lichamen, maar
daarboven straalt het licht. / Gedeemsterd,
niet oogverblindend. / Het priemt niet
in onze ogen. / Het valt niet op. /
verbaasd zijn wij als wij zien dat de sterren
bestaan.
Overweldigd door hun schoonheid in het
stilste moment van het leven. / Als we
heel even op een plaats zijn waar het stekend
licht, het flikkerend licht van de frivolen
er niet is.