Ik zie je lopen,
Samen met je maten.
Gaan zitten op een terras,
Ik wilde dat wij daar zaten.
Maar ik ben niet bij je,
Ik zou willen dat ik erbij was.
Dan kon ik jullie gepraat aanhoren,
In alle kleuren en vol koren.
Er werd drank besteld,
En ik kreeg maar niets verteld.
Ik was niet bij je,
Terwijl jij vroeg: Wat zei je?
Je zag me zitten,
Maar ik was er niet.
Ik vind je nog steeds leuk,
Maar ik weet niet of jij dat ziet.