Een triest beeld.
Zij die alreeds handenwrijvend hebben uitgekeken
naar het moment dat ze de door hen zelfbedachte
necrologie van ondergetekende konden gaan rondbazuinen,
komen weer bedrogen uit.
Hun moment is niet gekomen, de grafredes
kunnen de prullenbak in.
Deze van elke vorm van intellecten gespeende zielige troep
half-analfabeten druipt nu de wonden likkend af, en zullen zich weer op de heimelijke nocturne zumkotzendialogen moeten storten, de messen slijpend voor een volgende keer.
De echte waarheid, die hun blinde ogen nooit zullen zien
en ook niet door hun stompe oren kan worden waargenomen, blijft fier overeind.
Het kappen en draaien ten spijt,
schijnbewegingen, leugens en lasterpraatjes,
niets heeft echt geholpen, integendeel,
de geleden eigen schade is groot, het gezichtsverlies is enorm.
De verwijten die ze rondslingerden, maar
door hen zelf begaan, liggen nu als losse brokstukken op de grond in de verlaten arena, samen met de resten van kapotgesmeten vriendschappen.
Een triest beeld, wat nog lang op mijn netvlies gegrift zal staan.