De clown maakte zich wel eens druk. Ook al was hij een vrije zonder verplichtingen. Zo maakte hij zich druk over de schepper. En waarom dat een vrouw moest zijn. Waarom hadden vrouwen het altijd voor het zeggen? Waarom kon de schepper geen man zijn? Waarom kon zijn schoonmoeder geen man zijn? Waarom moest dat de dame zijn? En of hij zou trouwen met haar zoon. Of hij haar zijn hand moest vragen. Kwartel had mooie handen. De clown had nog nooit zulke mooie kootjes gezien. Kwartel daarentegen vond de rode neus van de clown niet misstaan. Dat was mooi meegenomen, want de clown kon de rode verf die zijn oom Kloon op zijn elfde had aangebracht, met geen mogelijkheid wegkrijgen. Hij was getekend voor zijn leven. En dat terwijl hij ooit verliefd was geweest op een eskimo. Dat was geen doen, hij wist het nog goed.