Natuurlijk ligt het weer aan mij,
Want jij bent God en zelfs alwetend,
Maar al je wraak uit zich in onmacht,
Van binnen broedend, zwerend, vretend.
Je oordeelt stug zonder te kennen,
Strijdt tegen de wereld met venijn,
En dit dom onwetend schepsel,
Weet jij voelt je angstig klein.
Dus denk toch eerst eens even na,
Voor je messteek in mijn rug,
Je wijst zo makkelijk op mij,
Maar drie vingers wijzen terug.