Voorovergebogen
loopt zij door de straat
het kleine oude vrouwtje
gevormd door het leven
aarzelend gaan haar voeten
onzeker en een beetje bang
bang om zich bloot te geven
haar tasje houd ze stevig vast
geklemd onder haar armen
alsof ze zeggen wil
durf er niet aan te komen
ze vleit zich neer
op een bankje in het park
ze sluit voorzichtig de ogen
om even weg te dromen
een blinkende traan
glijdt over haar wang
als ze aan vroeger denkt
toen ze nog samen waren
nu is al nog wat er rest
de vele herinneringen
dan verschijnt er toch een glimlach
om zoveel gelukkige jaren
ze staat weer op
en vervolgt haar weg
en telt de zegeningen
en raapt weer moed bijeen
en ze weet en voelt
z'n aanwezigheid
en voelt zich niet meer zo alleen