Jij hebt iets gedaan,
nooit zou je het doen.
Dit heb je zovaak gezegd,
te vaak om het te geloven.
Je hebt het wel gedaan,
bijna geen ouders meer.
Je bent blijven leven,
maar was dat het beste.
Nu vecht je met jezelf,
voor wie weet je niet.
Je wilt eigenlijk niet,
je wilt blijven slapen.
Ik vind het moeilijk,
om je te zien om te praten.
Je hebt me zo gekwetst,
kan je niet vertrouwen.
De vertrouwde band is niet meer,
wat er wel is is leegte.