Gek lichaam, gek lijf, gek wezen.
Rottend vlees, eigenaardig
Altijd stil
Maar stinkend wel.
Grote groeven, droge huid
Flink geschilfert, maar negen tenen
Waar is de lach?
Verweg geluk
Verdwenen, maar de stank die blijft.
Altijd vluchten, de afgrond in
Logisch wel
Lang nagedacht
Het eeuwige missen
Maakt menig mens gek
Al is dit schepsel
Niet meer dan een moeras
Bevuild met ratten
En kalk aan de nagels
Verschroeide haren
En dansen
Tot het einde der tijd
Ongelukkig is het toch