een aardse taak trok je beslist niet aan
het liefst was je in de lucht gebleven
ontmoeten is zo zwaar
dat botsen van de blikken
't beklemmen, het verstikken
alleen wanneer mijn handen hoger reiken
dan waar 'k, wanhopig zoekend, jou vermoed
als mijn vermoeide ogen hoger kijken
dan in de richting van mijn vlees en bloed
je zocht de weke plek en prikte gauw
je hebt mijn lichaam maar al te vaak
maar
mijn geest nog nooit gevangen
je warme zoen bevroor ineens op mijn wang
je trachtte zenuwachtig nog iets te zeggen
ik mompelde terloops
ik blijf niet meer lang
je hebt bewezen dat een lezing
lang kan duren
het openluchtspel
heb ik maar bijeen gedicht
terugkeer uit het hooggebergte
vestig ik me nu maar in het dal
geen vluchtstrook meer
langs een autobaan
hoewel, er ook eenzaam bijgelegen
maar nu ze zo gevaarlijk zijn,
die wegen
ervaar ik een zijdelings bestaan
toch als een zegen
buiten schijnt de zon
ik wou maar dat het koud was en jij dan kleumde
zodat ik je nog even warmen kon
en ook nu zul je weer verliezen
omdat je altijd wint