Meestal was u vrolijk,
Een constante lach.
Altijd wel in voor een grapje.
Stiekem een snoepje als het niet mag.
U staat voor alles open.
Voor alles en iedereen.
Dus wat er ook gebeuren zal,
Nooit staat u alleen.
Die plotselinge ziekte,
Op die akelige dag.
U mag dan meestal vrolijk zijn,
Maar dit benam uw lach.
Toen wij het te horen kregen,
Woede en verdriet.
We wilden het maar niet geloven,
Maar over zoiets lieg je niet.
De dagen die toen volgden,
Heb ik in een waas doorgebracht.
Onze hoofden gebogen,
Iedereen die aan iets anders dacht.
Nu zal u moeten vechten,
En we zullen naast u staan.
We zullen u proberen te helpen,
Ook al wonen we zo ver bij u vandaan.
Ik kan u echt niet missen,
Mijn steun en toeverlaat,
U laat me het juiste kiezen.
U bent degene die altijd voor mij klaar staat!