Je staat naast me, maar je bent mijlenver weg.
Ik hoor mezelf, maar ik weet niet wat ik zeg.
Ik de vader, jij het kind.
Dat zelf de weg wel vindt.
Ik zie je ogen, maar ik zie jou niet.
Ik zie een glimlach, maar ik voel verdriet.
Ik zie de zon, maar het is nacht.
Ik heb niets gedaan, maar ik blijf verdacht.
Onbereikbaar, ik zie je maar je bent er niet.
Onbereikbaar, je staat naast me, maar je bent mijlenver weg.
Onbereikbaar is de vreugde door het verdriet.
Onbereikbaar zijn de woorden die ik zeg.
De dagen duren jarenlang.
Een seconde wordt een uur.
Maar ze zeggen dat het went zo op den duur.
Ze hebben nog gelijk ook ben ik bang.