(Dit gedicht was een opdracht voor Nederlands,
we moesten een eigen versie maken van het oeroude verhaal van Beatrijs. Ik heb er een grappigere versie van gemaakt:)Hoop dat je ervan geniet)
Beatrijs
Er was eens een non
ze was erg mooi en heel jong.
Ze werd Beatrijs genoemd.
Maar de arme vrouw, ze was gedoemd,
want ze verloor haar hart
aan een Islamiet
en als braaf en zedig nonneke
mocht dat toen al zeker niet
Ze deed haar best
om die kerel te vergeten,
ze ging naar de frituur
om een bicky te eten.
Maar niets hielp, ze was verliefd,
dus ze stapte uit het klooster.
Ze deed dit stiekem, in het geniep,
want anders legden ze haar op de rooster
Ze vluchtte met die man
naar een andere stad
en je kan al raden wat er kwam
even later hadden ze twee kindjes gehad.
Een aantal jaren ging alles goed
maar toen kregen ze ruzie tot en met
want haar man had Beatrijs betrapt
met zijn broer, gezellig in bed.
Ze moest het aftrappen en nam haar kinderen mee,
liet die twee bij het OCMW achter,
en verdiende een beetje geld
met het verkopen van wasverzachter.
Dit bleef ze doen tot het eind van haar jaren,
ze had al erg veel grijze haren
toen ze overstak, met een doos wasverzachter in haar hand
en een BMW haar in haar zij had geramd.
Ze vloog ondersteboven over de straat
en kwam met een knal neer op de grond,
met haar rok tot net onder haar mond.
Daar lag ze dan, zo vredig en dood,
netjes op de rand van de goot.
En wat men mij nog heeft verteld
over Beatrijs, die gevluchte non,
ze klopte op de deur van de hemel
en wou binnen gaan
maar God liep snel naar haar toe
en riep: ‘Beatrijs, blijf staan!
Je bezoedelt de hemel met je onzedige geest.
Ga maar naar beneden, waar je hoort.’
Beatrijs was boos en stapte op God af.
Ze had hem vermoord,
en nam zijn plaats in, daarboven in de lucht.
En dit was het verhaal van Beatrijs,
de non van moord en ontucht.