De tijd slentert,
door verdorring en bloei
elkaar opvolgend, eerst bruin dan groen.
Begint een woord dat dan verstomt.
uit elk zaadje ontspringt een boon,
toch uit weinigen een trotse boom.
Steeds vraagt men, om wat voor groei het zou gaan,
gefixeerd kijkend naar beneden,
wijl boven hen het antwoord,
al tijden in overvloed groeit.
Tussen de takken wiegt de bloem,
in luister van kleuren,
onderaan de stam het venijn,
dat de boom eens heeft bekoren.
Elke tint heeft zo zijn verhaal
elke bodem zo zijn nieuwe start
niet altijd dwaalt het slechte af
of het goede van boven bestaat volmaakt.
In willekeur schoffelt op zoek zijn voet,
keer om keer, door verloren blaren zijns gemoed.
Een zucht vind wat hij zoekt,
glimlachend……de tijd wandelt voort.
De tijd wandelt voort.