Het sprookje
Woelende lucht boven het vuur,
De warme gloed verlicht de muur.
Grote zaal compleet versierd,
De sfeer van een groot feest gevierd.
Verwonderde blikken als de deuren open
Toen een prinses binnen kwam gelopen.
Mooie liederen klonken vervolgens luid
En terwijl zij genoot keek ze naar de ruit
Een donkere schaduw leek te kijken
Wie kon dat zijn die zo stond te prijken
Ze liep naar het raam en zag daar ginds
Een groot wit paard met daarop een prins
De prinses rende naar buiten in roze gewaad
Maar helaas ze was al te laat
De prins was met de noorderzon vertrokken
En daar stond de prinses dan, op haar sokken
Geen cadeau kon de prinses meer verblijden
Zittend op de stoep zachtjes te schreien
Nu bij het grootste feest van het jaar
Zit ze altijd buiten, wachtend, daar.