Wij, jij en ik.
In de nacht raken wij elkaar
van top tot teen
En met louter opgeschroefd humeur
zie ik jou, mijzelf en de wereld
“an sich”
Deze ochtend bijt de laatste strengen door
schaduwen in repen, wimpelweg dwars
Omdat wit mij kleedt en
jouw gezicht dichter(bij) mij komt
Want ik zie je barrevoets lopen
het water jammert zacht
Om vervolgens te gaan, op te staan
klaarwakker door het druipend struikgewas
Geen antwoorden op vragen
want geen vingerhoedskruid is opgewassen
tegen venijnige stekels,
waardoor dit vrij ongemakkelijk blijft
Al wevend, ontwikkelend en zigzaggend
ontwikkelen wij een ‘houding’
geven uitzicht op boorden van jammerend water en
een huiverende zoom van het struikgewas
En nog is het de dag die twijfelt
om na de dienst te springen
want juist met onze vloot
spring ik ver over de daken van het plaveisel