Vluchtige herkenning.
Er was een wijding… een verdringen
van honderden in de entree.
Ik liep in deze rij ook mee
toen wij naar binnen gingen.
Een liturgie werd aangeboden
vaag meende ik hem te herkennen
na zoveel jaar toch even wennen.
Noemde mijn naam. Bij mij gevloden.
Maar langzaam vulden zich de beelden
van wie hij was, jaren geleden
collega , die nu in het heden
totaal van ’t vroegere verscheelde.
Want boeiend in dit schuif’lend gaan
opeens ’t verleden te beleven
waar zijn de tijden toch gebleven
Zijn lichaam toont de jaren aan.
Ik schuifel voort, geen kans te praten
maar ’t denken is op hem gericht
slechts door ’t herkennen van ’t gezicht
heel langzaam vullen zich de gaten.
Zo peins ik zijn er toch zo velen
maarmee ik werkte , waarmee ik sprak
waarin vertrek de omgang brak
hiaten niet meer te verhelen.
th