Het regende in mijn onzekere jeugd lang niet altijd, al was ik nog zo eigengereid
Jouw druppel, verbijsterend gevallen van de swingende discoster, deed mijn woelige waterspiegel glinsteren
Ik voelde jouw muziek als een kliek op een eenzame piek, als vrijheid, opkijkend naar jouw schitterende ijdelheid
Jou ziend op de buis voelde ik me thuis, al was het bij mij niet pluis, zelfs niet tijdens het vaderlijk Pinksteren
Mijn ziel was raar, kwetsbaar en vol gevaar, maar jouw uitstraling ontluikte naar jou mijn eeuwige gestaar
Je hebt mij nooit gekend en je zou je met jouw status van mij hebben afgewend, als een krenterige prent, altijd drukke, flamboyante, echte vent
Bakvissen kon je niet missen, maar naar mijn jongensdroom zou je slechts gissen, zonder een genegen gebaar
Je keek op tv vaak zo stoer, sterk, spontaan tegen elke popster, zo heerlijk verwend dat je elke gevoelige snaar van de muzikanten kent
Dit gedicht houdt je dj-deuren dicht en je ziet wellicht nooit een enige glimp van mijn licht, zodat mijn genegen gefluister slechts klinkt in jouw onbereikbare woestijn
Mijn naam stond ooit op je mailinglijst, maar jouw open, roerige raam naar de onbegrensde mogelijkheden treft jouw onverschilligheid naar mij geen blaam, met al jouw faam
Het leven zonder jou gaat gewoon door, dat doet soms pijn, of zou ik je ooit toevallig ontmoeten in jouw woonplaats Guildford, op het plein, of is dit ijdele, lyrische ongein?
Mijn dansende dromen over jou, daar kan je nooit aankomen, hoeveel sentimentele onzin ik soms over jou ook uitkraam, want muziek klinkt altijd, zelfs zonder naam