ze hadden jarenlang geboemeld
en van 't schoon jong leven
met vollen bak geprofiteerd,
in 't week end tot in de vroege uren
de nacht voor de dag genomen
en dat festijn kon niet op,
't ging op den duur zijn eigen gang
alsof d'er nooit geen einde aan kwam,
tot ze op een zondagmorgen
bij de koffietafel in haar nachtjapon
met haar borsten half ontbloot,
zeurde als voelde ze een verdoken nood,
't heeft lang genoeg geduurd ...
'k ben aan een leeftijd gekomen,
als 'k er nu niet aan begin ...
d'er viel een akelige stilte
alsof de aap uit de mouw kwam,
'k wil dolgraag een kind !
'k heb daar nog niet over nagedacht ...
begon ie op zijn zachte sokken,
we hebben het samen toch goed zo ?
fijn gemakkelijk ?
zo'n verantwoordelijkheid !
wie gaat er voor zorgen ?
en hoe meer ie tegenpruttelde
met arme redens en flauwe argumenten
hoe nerveuzer en chagrijnig
ze werd van al dat oeverloos gelul,
ze uit haar krammen schoot
dreigde en stiekem ...
dan maar in zichzelf besloot,
'k zoek mij een andere man
met ballen aan zijn lijf,
met deze sul
valt toch geen land
te bezeilen !
straks speel je haar nog kwijt !
is het dat wat je wil ?
lachten smalend zijn vrienden
die al lang wisten van wanten ...
toen viel zijn frank eindelijk
in wel honderden centiemen,
en zei hij op een blauwe maandag
wat onzeker maar beslist,
't pleit definitief verloren,
schatje,
'k wil je nooit meer kwijt...
wanneer beginnen w'eraan ?
( voor Luc )