Mijn hart weet niet meer wat het wil.
Mijn ziel weet niet niet meer hoe het komt.
Een rilling over mijn rug, ik ril.
Het is een wonder dat mijn hart nog pompt.
Mijn hoofd slaat op tilt.
Mijn lichaam is veranderd.
Mijn armen bewegen wild.
Mijn hele lichaam zeurt.
Ik wil mezelf zijn.
Maar op moment doet dat pijn.
Jij kijkt alleen naar het uiterlijk.
Misschien straalt het wat uit van geluk.
Maar mijn hart bloed.
De wond wordt alsmaar groter.
Dit komt nooit meer goed.
Mijn benen zakken neer, als gesmolten boter.
Een hand, in de duisternis.
Een gezicht, met eigen ogen.
Ik wist opeens wat ik mis.
Mijn lichaam, daar onbewogen.
Mijn ogen zijn leeggezogen.
Mijn mond is een streep.
Mijn handen wit van, levenloos.
Dit is totaal niet wat ik koos.
Teruggekomen om omtekeren.
Om mijn fouten toe te geven.
Om vriendschap niet meer afteweren.
Ik ben in het leven gebleven.