verre torens glimmen van ver maar zijn er nooit als je hen nadert
maar daar hou ik wel van
en dan plots de hel van het beginnen beseffen
de verstrooidheid
en ogen die met m’n hart kijken zien dingen die er niet zijn
die er nooit zullen zijn
liefde leek, afkeer bleek:
ze wordt als een pop met scherpe tanden die ’s nachts naast m’n bed staat