'Með suð í eyrum við spilum endalaust'
Ik heb het heus niet nodig hoor. Jou en al je rare wereldjes. Ik neem genoegen met één wereld en die verander ik elke dag. Als ik even mag zeg, dit is toch wat ik ervan maak? Bellenblaas is rood, zo het is besloten. Mijn keel is schor en mijn geluid blijft doorstromen.
Serieus dit is niet meer warm onder de dekens, dit is irritant en in de kou. Dit is alwéér verlangen naar dingen die te stroef verlopen en waarvan ik wist dat het gebeuren zou. Een kille handdruk ligt op mijn schouder, we hebben geen tijd om op te warmen. Alleen in alcohol lijken we te kunnen en te mogen, alleen in de nacht is het willen en verdomme niet simpel mogen. Strak in mijn kraag gedoken fiets ik met mijn ogen dicht over een lange weg van nieuwe tegels, een stijging van de lucht wanneer ik probeer adem te halen. We wijzen wel mooi maar weten we het dan ook echt beter? Ik weer me af, ik weer me af, ik wil je bij me. Even naast me, even door me. Proeven wil ik je maar dan zodat ik het voel, niet zonder enige oprechtheid en met gebrek aan gevoel. Begrijpelijk zijn de rollen die we spelen, maar aan mij nog zo onduidelijk als wat. Ik wou dat ik een zware stem en jongenshoofd had. Ongelooflijk, het regent en ik word klere-, klerenat.
nu rookt mijn buik dus slaapzacht, prachtig, puur en vol kracht