Nonchalant hangend rood dat mij
eeuwig lijkt te verbergen van de felle dag
en het frisse gedauw.
Het gevoel dat mij ontsproot
wanneer ik je langzaam naar opzij schoof
was er een van warme eenzaamheid in de kou.
Hoe heb ik mijzelf er toe kunnen brengen
jou, zo slordig en toch elegant,
in deze witte kamer te etaleren? Niets anders dan
zwakke filosofieën zijn hier sinds je komst ontstaan
die mijn begeerte deden bevriezen.
Maar nu, je traag aankijkend,
ben je voor mij slechts een mooi lap stof
waarin ik me liet verliezen.
Ik ruk je van de muur en scheur je kapot.
Verdriet maakt zich van mij meester
maar het verlangen is er weer.