Zeg naamgenoot,
voor je skelet en zeis,
ben ik als de dood.
Ga maar alleen op reis!
IJverig maaiend in ‘t gewest,
breng je ons ten val,
met kanker, aids en pest.
Hoe lang leef jij, eigenlijk al?
Stop nu met wenken,
wacht maar, tot ik kom,
verdwijn uit mijn denken.
Mijn tijd is nog niet om.