...
Het was nacht, en ik ontwaakte
omhelst door armen zo pik en donker
dat het - aan het bestaan der dingen
zich onttrekt - verdanst in flonker
van duister, van leegte, van uitgebraakte
geheimen
Het was nacht, en ik lag als naakte
slak aan mijn laken geplakt, de warmte
liet zweet als slijm - mij bedden, de
sporen van woel, van maling, van armte
tekenden het portret van uitgebraakte
geheimen, voorzichtig op
Het was nacht, en ik die lichte zin al maakte
zonder weet, steelse symbolen en stille codes
in draai, in droom, in het al durend drama
van angsten, van klagen, van spijt - de voorbodes
van innerlijk vechten voor uitgebraakte
geheimen, en ander waan
Het was nacht, en ik voelde hoe de vloer kraakte
als hout, als ijs, als hartverscheurend gejank
barste de grond open, in diepe groef en donkerte
stierf het tapijt der geweven idealen, en de klank-
en mijne geest, weg in de krochten van uitgebraakte
geheimen - ik was alleen, o ondraagbaar alleen
Het was nacht, en ik ontraakte
de bodem van mijn bestaan, weggeëbd
in deemster en in de onbereisde wegen
belande ik ongerept en onbedept
in de leegte van uitgebraakte
geheimen - ik werd een ander mens
Het was nacht, en ik slaakte
een zucht, verlost als ik was van slaap
zag ik enkel licht - en de wereld verdwijnen
als een doopkind in handen van de paap
ging ik kopje onder in het uitgebraakte
vocht der geheimen
F.