Er was eens lang, heel lang geleden een duister koninkrijk in een ver land waar niemand ooit nog van heeft gehoord, behalve....
Het is koud vandaag en de regen striemt langs de ramen. Het zal niet lang meer duren of de koningin van het koninkrijk Morituri zal haar eerste kind baren. Het kasteel is in spanning gehuld, want hoe zal het schepsel ogen. Is het niet de moeder die angst heeft om haar eerste boreling te aanschouwen, zij weet immers van de vloek. En zij niet alleen, ook de koning is zich bewust dat het onheil niet lang meer op zich laat wachten.
Als de geboorte zich dan eindelijk aankondigt en er een meisje ter wereld komt, klinkt er een afgrijselijke schreeuw. De kraaien die gebogen hebben zitten wachten op dit moment schrikken op. Het gekrijs uit de slaapkamer is niet te overstemmen, maar dit deert de zwarte vogels niet. De donkere sluier rond het kasteel ontneemt al het daglicht. De vloek is uitgekomen en de koningin die zo vurig had gehoopt op genade heeft zojuist een monster geworpen. De donkere kracht die het kasteel al lang in zijn macht heeft, had haar nog gewaarschuwd, 'Elk leven dat je baart, zal voortkomen uit mij.' Ze had zijn waarschuwing genegeerd en zie hier het resultaat.
Het kind slaakt afschuwelijke kreten en de smoezelige dokter en zijn assisterende bediende slaan hun handen voor hun oren. In de slaapkamer voelen de aanwezigen plots een koude stroom, de vlammen van de kaarsen voor het raam doven en plots klinkt daar een diepe stem: 'Ze is van mij, voor altijd van mij.' De koningin schreeuwt dat de kracht weg moet gaan, maar de stem blijft zeker voor een kwartier de zinnen herhalen.