Ik kijk naar de zilveren heuvels naar de ondergaande zon.
In de eeuwige stilte hoor ik jouw stem, meegevoerd door de wind.
Van kale plekken op deze wereld waar geen één zal kunnen voortbestaan.
Wachtend en tastend in het duister, waar niemand me ziet, niemand me hoort, waar ik niemand in de weg loop.
De miezerige regen voelt koud aan op mijn sneeuwwitte huid, die niemand aan kan raken, die iedereen verblind door haar onverbiddelijke schoonheid.
In de te kleine tent van emoties, tellen die van mij niet meer.
Terwijl ik weet dat deze duistere gedachte niet zal worden gewaardeerd, gehoord, gezien of begrepen, schreeuw ik het uit, uit angst alles en iedereen te verliezen.
In stilte zit ik, wachtend op de zoen van verlossing.