door narigheid heen
droom ik liefst vooruit
naar de verte op dichte afstand
ze lacht onze toekomst tegemoet
maakt grapjes
laat zich als spaarlamp verschijnen
en de tijd strijkt voort
zal de samenleving dan toch
in eeuwigheid verdwijnen
kan onze tijd ooit werkelijkheid zijn
ze is zo klein en fragiel
men noemt het de zevende hemel
en past in een gedicht
geef haar een gezicht
en het licht zal schijnen
soms lijkt het net of we toch gewoon
zomaar in het niets kunnen verdwijnen
god liet mensen spoorwegen aanleggen
reisangst ontwikkelen
onzeker door te leven
angst om lief te hebben
doch hoe je er weer bovenop komt
vertelt hij ons niet