Een grote hal gevuld met mensen
die komen, gaan of trappelend ter plaatse staan.
Kijkend naar Gods woorden, spuwen ze verwensingen
naar de vervoerende toekomst, hoog aangeslaan.
Plots verschijnen er als een wonder
letters op de tafelen vol reizigerslatijn.
Ook genaamd electronische affiches, annonceborden,
blinkend in een chaotisch treinrefrein.
Met gekletter en geraas vliegen
de sporen hen rond de oren,
begleid door een Metatron in glazen huis.
Bijdragend tot het algemene Pandemonium,
braken gerasterde dozen "Aandacht, aandacht" uit.
Spoor vijf wordt acht als het oog eens knippert
dan verandert het naar negen,
die al gewisseld in daverende verwarring
met zeven minuten vertraging
boven hun hoofden voorbij schippert.
Ogen de lucht ingeworpen, staren naar een Judas
die hen had voorgelogen met papieren regelingen.
Daar hangen ze, in stilte maar beloven
de mensen naar bestemmingen te brengen
op tijd en stond, stipt volgens hun horloges.
Maar ze tikken enkel gelijk met de heer daar boven
en niet met de verraders daar beneden,
die enkel de onervarenen en de simpelen nog geloven.
De rest staart als bezeten naar een licht
vol wisselende boodschappen,dat beslist
hen langer hier te houden, of zelfs stationair,
door de weg naar huis onvoorspelbaar snel te schrappen.
Net zoals de Sinaï stille staat,
een oude man,gezicht omringt met baard,
traag neder daalt met de tralies voor de vensters
in deze hal,vol mierenhoopachtige mensen,
die enkel wensen op hun trein te mogen zitten,
snel wegvluchten van al dit hier.
Zich luidop afvragend waarom ze deze morgen
niet in hun bed zijn blijven pitten.
Sporen is een hel geworden,
waar is het oude reisplezier?