Zittend voor het hoge herenhuis
peinzend aan wat het leven brengt
een zwerver vraagt om twintig cent
maar kleingeld bestaat al amper meer.
Er fiets een dame voor mij langs
gehaast, al is het leven veels te kort
een glimlach van mij vangt zij nog op
voordat zij razend verder gaat.
De zon schijnt warm op mijn gezicht
ik geniet van dit klein geluk
mijn ogen moeten mijn geluk verraden
al spreek ik niet in het luchtledige.
Bloemen langs de gracht zijn vers
de geur maakt mij ook van binnen blij
de dagen zullen langer zijn van licht
ik geniet, zoals de lente past bij mij.