Ik lees mensenogen daarom ben ik gestopt met boeken te lezen..
Ik kon al dood zijn, maar voor ik ga, dans ik nog één keer met jou..
Ik heb zo hopeloos naar de Perfectie gezocht dat ik er zelf één aan het worden ben
Ik weet niet hoe oud ik ben.
Iemand heeft mij vervalst tussen mijn bitterzoete jeugd en de grijsblauwe volwassenheid.
Ik wil niet voor de Duivel werken, ik ben te puur en te breekbaar.
Ik hoop nog altijd om van de hemelsprovisie te kunnen leven
Ik ben mijn vleugels kwijt, pluimen op de grond
Het kaarsenlicht vult de kamer met warme tongen
Ik hou van zacht gure parfums…zwoele bitter-herfstse geuren…
zoals de avondsfeer gemengd met ochtendontwaken.
En de avondliefde wanneer de vogels wakker worden.
Hoor je het gezang?
Het huis staat op de heuvel tussen de grasvelden.
Oud herenhuis met hoge plafonds en fruitbomen in de tuin.
Wanneer ik in de schemering mijn ogen opendoe, kijk ik naar buiten…
Nooit en voor niets in de wereld zou ik de contour van die donkere appelbom afgeven.
Hij bukt zich over ons en drinkt van de Aarde.
De geur van kaneel en regen.
Ik zou je mijn Rivier willen laten zien, vol met Zilveren Vissen
kom mee aan de kant staan.
Ondertussen landen de donzige vlinders op de krullende woestijn.
Het gras riekt zo zalig…het is nat
De zonnedauwdruppels lopen over onze blote voeten
Kijk naar de weide…
de spinnenwebben hangen op de grassprietjes in de vroege zon…
ze kunnen nog heel even het oog strelen prachtig versierd met parels
Net een collier die je elke morgen aan mij schonk…
weet je het nog die onbetaalbare prijs?
Kijk om: de grote vensters van mijn kamer staan open:
de lange witte doorschijnende gordijnen flapperen in de wind
ze vallen telkens terug op de grond.
Driehoekig, kristalen guirlande hangt stil en onbewogen
het licht sprenkelt naar alle kanten.
Op blinkend marmeren vloer staat de zwarte vleugelpiano.
Ik hoor je vingers schuiven op de twee-kleur…
Je hield van Chopin zoals ik van de meiklokjes en klaprozen
ik geniet van die geur van het verleden tijd
wanneer je nog wist hoeveel ik waard ben.
In de veranda is de schildersezel aan het slapen.
Vaak kwam je kijken naar de verf op mijn handen.
De herinnering: liefde en jij het was één…
Je dromerige ogen wanneer je mijn vinger in je mond stak:
‘zo sé nu kan je weer verder’…
Je staat in de deuropening en kijkt naar buiten.
Je schaduw rust in een onbeweeglijke edelheid.
Ik geniet van wat ik zie…
Ik heb je nog niet ontmoet maar neem al afscheid van je.
Je bestaat niet liefste…geluk is niet te koop.