Ik veeg mijn wilde tranen,
vermoeid uit mijn gezicht.
Nog een keer spring ik hoog,
En verlies dan mijn evenwicht.
Ik wil rennen zo hard als ik kan,
Zo ver tot in de oneindigheid.
Maar zover kan ik niet komen,
want ondertussen raak ik mezelf kwijt.
Als ik kon vliegen zonder vleugels,
Vloog ik hoor de blauwe hemel in.
Maar voor elke reis van 10.000 km geldt,
Het eerste stapje is altijd het begin..