Hij komt thuis,
zij ligt op bed.
Ik voel me klote,
maar heb mijn masker weer opgezet.
Hij heeft gedronken,
zij heeft gerookt.
Ik heb gehuild,
maar dat doet er niet toe.
Hij schreeuwt,
zij huilt.
Ik ren weg,
maar ik word niet gezocht.
Ze zijn te horen van een kilometer afstand,
Ze schreeuwen tegen elkaar.
Dingen gaan kapot.
Net als ik trouwens.