Als ik in het water kijk.
Zie ik veel vissen zwemmen.
De zon spiegeld op het water.
Oh moet je zien daar ben ik.
Ik ben dik en kijk jou je bent zo dun.
Nee dat ben jij. Ik ga kijken naar me zelf.
Ik zie er niet uit.
Als ik me zelf in het water zie.
Dan zie ik: mijn ogen verkeerd,
Mijn lippenstift om mijn lippen,
Mijn haren schieten alle kanten uit.
Ik moest ineens huilen van me zelf.
Ik zei dit heb ik nooit van me zelf gedacht.
Haar traan viel in het water.
En ze zag opeens een heel helder licht.
en ze schrok.
Ik keek weer in het water.
Ze zag dat lelijke meisje verander in een prachtige prinses.
Ze schrok nog een keer.
Ze zag dat ze het zelf was.
Ze zei ‘ dus ik verbeelde me dat ik lelijk was
Maar ik ben niet lelijk’
ze zei daarna ik ben niet lelijk ik ben heel mooi.
En ik hou van mezelf en ik zei tegen mijn vriendin
‘ik ben mezelf de mooiste prinses’