Ik zag een meisje in de trein
ze had groene ogen en paarse lippen
buiten schoot het groen voorbij
en wij praatten met onze ogen
over koetjes, over kalfjes
over die oude boerderij
en over die gekke Wilders
dat was toch niets voor jou en mij
Ik keek je aan en jij gaf je nummer
belde je dezelfde avond nog op
‘dat duurde lang’ zei je toen
we praatten tijden bij het raam
en die avond vroeg ik voor het eerst
naar je naam
Soms ga ik naar Rotterdam Centraal
op zoek naar een gezicht, op zoek naar groene ogen
en hoe vaak ik ook in de trein ga zitten
ik herinner me nooit je naam
maar ik hoor altijd je stem nog even
als ik naar buiten staar door het raam.