Mijn godin is het meisje waarop ik vroeger verliefd was
en die al een echte vrouw bleek te zijn,
volmaakt en begiftigd met wijsheid.
Ik aanbad haar om haar gunstig te stemmen
omdat ik wist dat haar afwijzing me zou breken.
Hoewel ik weet dat ze ergens rondloopt,
heb ik haar niet meer onder de stervelingen gezien.
Mijn muze is de vrouw met wie ik mijn leven deel
en die mijn andere helft aanvult tot een geheel.
Samen verdiepen we ons in theater en kunst,
de liefde ervaren we als een wetenschap
met dagelijkse experimenten ten gunste van onze relatie.
Ik draag gedichten aan haar op en zij haalt me telkens uit het slop.
Mijn nymf is het jonge meisje dat de naam draagt van een plant
en die op speelse wijze in mijn hoofd rondloopt.
Ik voel me tot haar aangetrokken door haar jeugd en schoonheid,
dit slechts in zekere zin zonder dat er meer is.
Ze is een goede vriendin, altijd stralend als een regenboog
haar waardevolle betekenis verlies ik niet uit het oog.