ik sta in een kamer
in deze kamer ontmoeten mijn ogen negen spiegels
in deze negen spiegels ontvouwen zich negen poses
en elkeen weerspiegelt een persoonlijkheid die ik betuig
vol ontzag staar ik diep en vooral lang in de eerste,
want hier wordt mijn rationaliteit,
het nooit aflatende gevoel heerschapij te zijn,
al mijn verrantwoordelijkheden worden hier langzaam reflectief bereflecteerd zodat
een luchtspiegeling van mijn fantasme langzaam op begint te spelen,
en zodoende het gevoelswezen het ongegeneerde wordt.
vrijlijk uitdagen in de minnenpose,
het spel der hersenen tarten en bespelen,
en tersluikse sluwe ogen worden de bespeling der eender emotie,
gekend tot ieder mensenwezen,
zo prachtig als een sfynx, éèn met omgeving,
verwonderd over het getal en symbool blijf ik staren,
ellenloos lang in de dimensie diepte,
het is namelijk een wederkerend element waar ik op stuit.
de impulsie domineert hier
en heeft recht op minstens èèn van de lagen die het claimt,
recht op zijnsparticipatie in mijn bestaanswereld,
hier is het een empirisch niveau want er heerst een hierarchie in mij,
en ik kan niets anders dan het te accepteren in de fenomenologistische realiteit,
waar dit slechts een deel van de correlatie is,
is dit de schakeling naar de volgende zijnsmodus,
en het laat mijn hoofd een beetje tollen
zodat ogen geboden worden toenadering te zoeken tot deze dimensie,
de volgende dimensie is wederom een staren
in het luchtledige van de zilverplaat,
de ogen haken hier in op een beeld dat wordt gevormdt,
uit het niets graviteert hier een vorm naar de voorbode van mijn aandacht,
post-perceptisch krijg ik mijn ogen nog niet gefocust,
laat staan fijngesteld op dit beeld, want in contrast herlegt het haar grenzen,
het is een situatie die ik nog niet helemaal beheers,
maar ik stap in het spel met volle overgave,
want wat ik prospecteer, ik word.
gedreven door standvastigheid,
creativiteit en lef,
wat uiteindelijk moet leiden tot succes
en
langzaam maar zeker zet ik het naar mijn hand,
krijg ik er grip op,
eerst is het beeld nog troebel en vaag,
maar intuitief draait mijn hand het naar zich toe,
als vervolgt word het sterker,
maar al snel vervaagd het alweer, en dit blijft duren net zolang
totdat het fantoom, contour en kleur verkrijgt,
tot het uiteindelijk zelfs angstvallig scherp wordt,
alsof het wordt ondersteund door een fel witte lichtbundel
die in het hemelsblauwe haar uiteindelijke vorm vindt,
een gezicht in perfecte balans staart recht mijn blik binnen,
symetrisch richt ik mijn ogen boven de neusbrug,
waarop ogen opslaan,
het is een pose met een blik van onderuit die mij ontwapent
en mijn ziel in tweeén scheurt,
ongeloofelijk zoals het bijna slaafs kijkt
maar toch met zo een open houding zodat het fel boven mij uit lijkt te torenen,
het herschept een wereld in een oogwenk,
die blijft roteren tot in de eeuwigheid,
groeiend en verdiepend tot in elk detail,
het heeft de zachtste handpalm die de hardste handrug niet kent,
en schenkt een wereldbeeld aan èènieder in een oogwenk,
daar waar het de hand op toe legt,
is het betoverend.
de adembenemenste taferelen vinden hier hun oorsprong,
want hier worden de kleuren van de paradijsvogel gedragen,
en lost op in het paradijs waar het mij betovert achterlaat,
het contrast dat hier opdoemt
tussen droom en wereld is er éen van een brainstorm in een glas water,
waarop het glas onderhevig aan frequentie
in scherven breekt op de toonbare realiteit zelve,
mijn hart stopt in dit kristaliserende moment,
en laat mijn middenrif schokken,
een rilling wordt ontrokken uit mijn ruggegraat die lijkt te expanseren
zodat enkel door een implosie ik van deze droom verscheurd wordt,
terug de wereld ingeblazen,
met gevolg dat het hoofd voor eeuwig tollende is en spinnend,
omvergeblazen ligt mijn schaduw op de vloer,
het enige wat mij rest in mijn staat van perplexie
is staren in stilte en denken, ik denk 'hard' en kom tot de conclusie
dat zelfs dit gedaante ik moet inboezemen,
een gedaante dat al zijn aandacht onderdanig maakt
aan hetgene dat zich opdoemt als expresionisme,
en het genot inhaleert met gevaar voor eigen lief en leden,
eenmaal de gedachte is bezonken
merk ik dat ik bevries in een gedachtenwereld die niet enkel de mijne is,
en breng mijn handen naar mijn gelaat
trachtend de beelden uit mijn ogen te wissen,
maar helaas dit alles gaat teniet,
daar ik dit ben in het diepste van mijn wezen, is ontkennen zinloos,
hier ben ik in de tijd verdronken,
in dit spel dat ik ooit begonnen ben
staat slechts èèn ding vast,
het vaste land onder mijn voeten is al langleden verdwenen
en ik zal mij moeten overgeven aan de gemoederen van het open water,
placht ik te overleven in de werveling van de stroom.
dronken van de beelden,
zigzaggend zoeken mijn ogen rust
en stuiten alzo op een derde spiegel
die ik aanschouw en in deze zit een pose verborgen die ik wel mag,
ik herken namelijk mijn idealen hierin,
het jeugdige dat al altijd in mijn hart besloten lag,
komt hier volledig ten uitdrukking,
het streelt en liefkoost mijn entiteit,
al mijn dromen en fantasiën worden in deze pose belichaamt,
het idealisme heerst in dit idealistisch epos,
hier ligt de draagkracht van mijn introversie,
die de bodem voed en mijn extraversie teelt.
met mijn gedachten verdoofd en verkerend in een roes,
wordt mijn hoofd gedragen door het luchtledige van de atmosfeer,
langzaam begin ik weer te duizelen,
nader de grond en neem vervolgens de lotus houding aan,
vergenoegd door dit beeld maakt de verwondering zich van mij meester,
het is de diepte die in de diepte ligt,
en ik lig hierin verborgen,
de gedachtenstroom zwelt aan tot de rivier buiten haar oevers treedt,
maar het deert me niet, een informatie junk van het eerste uur:
wil weten, meer en meer, ..., zoveel meer,
want ik voel het, het leeft in mij,
het kan, moet en zal de oppervlakte bereiken
want weet: dit is de dag, dit is het uur, het moment,
er valt een diagonale last van mijn schouders en voel mij relaxed,
mijn hoofd draait zich vervolgens gewillig naar de volgende spiegel,
waar de vierde spiegel wordt gevonden,
is er op het eerste momment niets,
dus richt ik mijn staar met ongeévenaarde precisie
op een punt diep in de spiegel
als zou het beeld als het ware er achter liggen,
maar het beeld zit niet bevangen in de spiegel,
het is een mysterie zoals deze pose zich opdoemt,
het kent geen beperkingen zoals je deze in de buitenwereld
kan verwachten, het staat er boven en creeërt zichzelf,
het speelt met contrasten, en in vorm is het altijd veranderlijk,
deze pose neemt een houding aan die niet valt vast te pinnen,
Sartre zou over dit verschijnsel zeggen dat het tot gener zijde
betrekking heeft en toch tot beide zijde behoort,
zo dubbelzinnig en tot elke zin verrassend,
fascinerend omdat het is wat het is en
het is wat het behoort te zijn,
mijn kritisch brein galmt, kermt en kraakt,
echoweerkaatsend galmt het door mijn lymfensysteem,
filosofie slaat in als een dieptebom, ik mag dan wel een beetje averij op lopen,
maar blijf zeewarend en drijvend, doch met enige averij keren
mijn gedachten zich inzichzelf weder,
mijn hersens draven door, maken overuren,
en in rolatie breken ze uit in een roken,
een wolkengordijn wordt vervolgens voor mijn ogen opgetrokken,
maar geen paniek want in de zin van Paul Snoeck is
mist een wolk aan de hemel aarde,
rollend over de golven klaart bij het ochtendlicht een nieuwe dag,
de ochtendnevel blijft kleven aan de wereld en het vormt kleine dauwdruppels,
zodat hier in de ochtend de hersenen de dauw rustig kunnen binnen drinken,
gelaaft aan een bloem, zo de roos haar kelk ledigt,
want de roos is altijd al het symbool geweest van de schoonheid,
ik citeer Emanuel Kant hier:
de roos is niet, ze bloeit zoals ze bloeit, neemt geen aanstalte aan zichzelf,
en vraagt aan niemand waarom.
en mijn hoofd, mijn hoofd doet wat het het beste doet,
het keert zich naar de richting tot waar mijn ogen zich willen keren,
dit maal is het spiegel nummer vijf,
deze spiegel is kleiner dan alle andere,
met speelsheid bezaaid en kinderlijk is het lijnenspel
de kleuren lopen anarchistisch over het afgerasterde monument
het heeft hier alleszins weg van een structuur
maar het kan de spontaniteit ervan simpelweg niet inbinden,
sterker nog het sleept me mee te midden in de gemoedstoestand
inde welke het zich verkeert,
de eerlijkste ogen liggen in deze pose verborgen.
de handen en voeten spreken in een premature taal en met zo'n open houding
dat elke vorm van weerstand in machteloosheid uitmondt,
hier op dit punt spreekt scherpte van een afgeveilde stem,
want de naaktheid van de ongebondenheid houdt haar omgeving in haar macht
zodat de wil het tij noch keren noch indijken kan.
de onderstroom sleept en sloopt de muren
die trachten deze drijfveer in te dammen,
sterk is het ontrokken gevoel van het weerspannig element,
en pretentieloos is het het kleinood van moeder natuur
het maakt het alles welliswaar onderdanig aan haar grillen,
maar overmacht is de enige term die ik deze pose kan toeschrijven,
het stijgt me te boven, en neemt me mee op avontuur,
het wordt nog een keer verdrinken in het kanalenstelsel
uit wat mijn hersens bestaan,
ik laat me wel willend meevoeren en tob verder,
laat mijn verstand drijven over de queeste
zodat me verders niks meer resteert
dan het inhaleren van de lucht die zilt op mijn tong smaakt,
in het overzichtelijke van mijn bestaan,
speur ik meinige oceanen af,
mijn ogen stralen als zoeklichten,
als naar een schip in nood,
bevragende ogen projecteren een visie
als een vloot gedachtes,
en vraag me af hoever een mens
zich kan laten meesleuren met de stroming
vooraleer terug land tegen te komen?
in de uitstelling van het antwoord
worden weliswaar menige tantra's beschreven.
de pose omtrent de idee, die dit tot in detail beheerst
bevint zich in de zesde spiegel,
een spiegel zonder beeld,
het heeft enkel een gloed die het hele
kleurenpalet van de regenboog uitstraalt,
zelfs het wit in de ogen
moet geloven aan het ultraviolet,
het worden zandkleurige planeten
omhult in een zweverige blauwe gloed,
die lijkt te ademen,
het groeit en slinkt,
alvorens weer uit te deinen,
en vloeit over van het dimmende
naar een haast radioactieve sfeer,
het is een stabiele rotatie
met een vast hartslag patroon,
deze pose is goeroetesk,
vragen zijn hier retorisch en nemen in kracht toe,
om tot dit gedaante door te dringen
zou je een zesde zintuig kunnen gebruiken,
want het tart je,
en zet iedere molecuul in je centraal zenuwstelsel onder stroom,
de natuur lijkt haar grip te hebben verloren over hetgene zij creërde,
in dit moment zijn realisme, roem en macht,
als giften voor de kerken,
op een dieper niveau raak ik hier in trance en mediteer,
ik verwijder me van de alfa status naar de beta,
om ten einde naar de theta te zinken,
waar ik Jorge Luis Borges droom
die op zijn beurt Lao-Tse droomt,
en Lao-Tse droomt op zijn beurt een vlinder,
als Lao-Tse wakker wordt,
weet deze niet of hij die vlinder droomde of die vlinder hem,
ik vroeg hier aan Borges om antwoord,
waarop hij vervolgens verwees naar de jaguar's gele vacht
waarop God een geheimschrift in zwart patroon had geprint,
deze patronen omvatte alle antwoorden
waar alle levensvragen hun uiteindelijke vorm in vinden,
zodat mijn verlichte geest,
alweer kermend en kreunend,
het antwoord in dank aan nam
alvorens in een dromeloze slaap te vallen.
toen ik wakker werd, bevond ik me nog steeds tussen de spiegels,
ik betrad terug de alpha satus en vergewiste mijn ogen van de droom,
met de gedachte dat de slaap het nodige ingebed had,
na deze vlaag van frisse opwelling,
voelde ik me weer gesterkt om met volle overgave een volgend
project te ondernemen,
dit project was de operante conditionering,
het is hier dat het hierarchisch metafysismodel, zich opstelt als ijsberg,
en er hier meer onder de oppervlakte ligt dan dat het oog kan zien.
ook al ligt er meer in de diepte dan dat er aan de horizon prijkt,
hier blijft het het topje van de ijsberg toch datgene dat de aandacht aantrekt,
enkel en alleen de poses die betekeniswaardig en frequent in gebruik zijn
krijgen hier het voorrecht om iets uit te dragen
en worden ondersteund door mijn collectief onderbewuste,
het is opgebouwd uit de pijlers van mijn bestaan,
ze worden uitgesproten uit de grondveste van mijn über-ich,
vanuit de vestibule van het pandemonium rijzen de meest toonaangevende van alle karaktertrekken hier ten hemel als dienstbodes van een zelfrealiserende dimensie,
hier smelten object en subject tesamen om realiteit te worden in een samenleving,
de sfeer die hier hangt overstemt het persoonlijk belang
en creërt een verhouding die bindend is,
de pose blijkt hier moeilijk los te laten,
het is verleidelijk de kanten te ontdekken die ik maar al te vaak over het hoofd zie
ik denk aan de keren dat ik het gewone niet waarderen kon
en alles maar voor zich liet spreken zodat ik er onmondig van werd,
niet wist dat de werktuigen voor handen lagen
en het een veel te simpel idee leek om met lichte
ardbeid een wereld van verschil te meesteren,
want de echte meester gebruikt naast zijn handelingen,
enkel de middelen die voor handen zijn om zijn doel te berijken,
hieruit kan je opmaken dat de idee de ware meester is en wacht op uitvoer,
beseffend dat er nog werk voor de boeg ligt,
is het vooruitstreven naar de volgende pose,
dat al op mij wacht in de achtste spiegel,
ik ontmoet het en het komt meteen prominent ter aanschouwing,
het staat strak torenend vol met energie die er langs alle kanten uitspat,
zo prominent met een doelgerichte doch rustgevende uitsraling,
zelfgenoegzaam vol eigenwaarde,
een bakermat van vertrouwen spreidt hier ten tonele,
alles hier is doorvoed met suggestieve handelingen,
het vuur in de ogen is brandende van passie,
joelt en wordt verhoogd door een intens betoog,
het woekert met een nooit aflatend overtuigingsmechanisme,
afgerasterd is het lijnenspel en wordt omlijnd door scherpe gelaatstrekken,
die het los weken van de achtergrond
zodat het het decor wordt van het zijn wat het behoort te zijn,
de achtergrond wordt hier simpelweg verniet,
talent lijkt iets wat velen hebben maar dat weinigen echt ontginnen,
de kunst is het ego inteboezemen en te bemannen,
zodat het voor je gaat fungeren in doelmatigheid
en je helpt de kracht te behouden van het zelfbehoud
eender welke situatie zich voordoet,
gebruik het als instrument,
want het is een irrigatie kanaal
voor een van de machtigste der natuurelementen,
zorg ervoor dat je er voorzichtig mee omspringt
want dit is het machtigste wapen dat tot je arsenaal behoort,
maar als je het uit pure ijdelheid gaat gebruiken
neemt het je mee ten onder in zelfdestructie,
dit is de kracht die rechtstreeks uit je bron komt
en doelt op zelfverwezenlijking,
dit bezinkend, komt de conclusie dat ik me moet revitaliseren,
dus ik herbron mezelf, waardoor ik me herboren fris voel,
zelfs frisser dan de nacht waarin ik me bevind,
ik voel me gewoon als een flonkerende ster tussen de dode planeten,
want terwijl de meesten onder ons aan hun dromen bezwijken,
leg ik hier een ontologische basis,
de negende en tevens laatste spiegel beaamt dit volmondig,
hier sta ik op en doe mijn ding, ik schud de wereld van me af.
het gewicht op mijn schouders barst en valt weg,
recht de vergetelheid in,
ik check mijzelf en de pose die ik betaam
is slechts een bespiegeling van het geen dat ik ten tonele breng,
hier is geen schuld, wrang of wrevel,
hier voor mij staat de uitvoerende macht die ik ben,
puur en sterk, een zelfbewuste zijnseenheid
vol eigenwaarde en zelfrealisatie,
hier ben ik de blik die de wereld in zijn greep houdt
en haar weigert los te laten,
in dit fragment word ik tot koning gekroond van zijn eigen ziel,
opgeworpen als keizer van het gedachtengoed
dat de ideeën tot werkelijkheid tovert,
en een tovenaar die spiegels in zijn hand draagt
met een gevoelswezen die de wereld in gemoedstoestanden brengt,
kortom de hand die uitnodigt te eten van de vrucht der goden,
want ik poneer hier een reflexie
die een projectie wordt
en wederkeert in een abstractie
om totslot subject met object te versmelten.
en het is een god's wonder,
ik handel, executeer, en spreek met een stem die de mijne is,
want dit is wat ik ten berden breng, dit is mijn doelmatigheid,
hier laat ik mijn ogen glijden langs alle negen spiegels,
en instructeer alle negen poses zodat ze me genoegzaam aankijken,
ik vermoed het idee dat ze meer weten dan ik op dit momment kan vermoeden,
maar zal mij voorlopig moeten berusten in mijn vertrouwen,
al spoedig zie ik dat de poses zichzelf verlossen van hun zilverplaten,
en ik deins lichtjes achteruit,
de poses stappen uit hun vertrouwde omgeving
en bekomen de hallucinante lucide vorm,
onwetend welke wereld ze betreden,
zijn ze transperant en nog fragiel,
maar al snel komen ze tot leven en blijken iets te willen zeggen,
ze spreken echter allen door elkaar en ik versta er niets van,
dus maan ik ze aan tot eenduidendheid,
waarop ik zie hoe ze zich vervolgens vereenzelvigen,
al spoedig nemen ze mijn ziel over,
waarop ik in zwijm val en prevel:
en de spiegels
verwoorden een taal die
ik niet spreken kan
en de spiegels bloeden
en de spiegels
verwoorden een taal die
ik niet spreken kan
en het hart bloedt
en het hart
verwoordt een taal die
ik niet spreken kan
en het hart blijft bloeden
en de spiegels
bloeden woorden
in mijn moedertaal
en het hart spreekt
toen ik weer was bijgekomen stond ik op
en zag dat de spiegels tot scherven waren herleidt,
mijn ziel had niet gewacht en had de poses tot zich laten doordringen,
waarop ik begreep wat ik begrijpen moest en nam alles in mij op,
hier staande met een nieuwe entiteit,
een wezen volgens nieuwe begrippen, en met nieuwe mogelijkheden,
vers als een wezen met oog op de toekomst,
alsware een ontologie van de tijd vol potentie,
niet langer in afwachting wat de wereld hem in zijn schoot legt,
maar doortastend -en voelend in expanserende progressie.