Hoogte en diepte.
Hoog verheven kan ik stijgen
naar een top in mijn bestaan.
Waar een diamantenstraling
kleurrijk oplicht in mijn gaan.
Waar ik God immer kan loven.
Weet heb van aanwezigheid
van de Allerhoogste draagkracht
die mij door het leven leidt.
Waar mijn geloof niet is te schaden
maar als vuur brandt in de kou.
Licht verspreidend in het donker.
Zingend van Gods Vadertrouw.
Maar opeens grijnst dan de diepte
waar ik voor sta schrijnend grauw.
Val ik in verlaten kuilen .
Voel ik mij angstig in ’t nauw.
In die eenzaamheid en leegte
ruw verlaten , gedeprimeerd,
bid ik om vernieuwde krachten
dat God zich weer tot mij keert.
Geloof is vechten , biddend ploet’ren
tot de Geest zich in mij zet.
God het heft neemt in Zijn Handen
’t kwade daardoor wordt belet.
th.