Vlinders.
Een concentratiekamp met kinderkamers
met vlinders in de wand gekrast
als een symbool en teken
dat niemand ooit de geest aantast.
Die wand die kan de wereld niet ontkennen.
Het kwaad hangt ongewild te kijk.
Maar wat het lichaam soms moet ondervinden
claimt nu de geest , ik weiger, ik ontwijk.
Ik voel in onmacht tranen prangen
omdat ’t vermogen mij geheel ontbreekt
dit ongekende wrede te ontwarren
terwijl de hele mensheid daar om smeekt.
Zoals een vlinder d’aarde heeft verlaten
en in de hoogte neerziet op die muur.
Zich toewendt tot Gods nieuwe leven,
zo brandt in mij een hevig vuur.
Een geest van vuur tot overwinnen
zodat het vlees vrijheid verkrijgt
die uit de geest terug is gegleden
en zo het kwade langzaam overstijgt.
Dat er een vlinder daalt in ieders leven
met zijn verhaal van onaantastbaarheid
en wij de liefde als een opnieuw hervinden.
verrijzen zien tot ongekende tijd.
th