Vriendelijk knerpt de sneeuw onder mijn voeten
als ik op mijn nachtelijke ronde geniet van de
weidse stilte en serene pracht.
Zuiver is de lucht die ik inadem en het lijkt
of met de sneeuw alle ongerechtigheid is gladgestreken
of in ieder geval bedekt met een laagje maagdelijkheid.
Geen sporen te zien van de overdadige hoeveelheid
die de lucht is ingegaan, om nog maar te zwijgen over
het kapitaal dat er mee gemoeid was,
(waar de hele straat ruim een week goed van zou kunnen eten, )
dat daarmee in rook opging.
Mijn sneeuwlaarzen zet ik, tot later, op de dweil
en doe mijn pantoffels aan om de gevraagde hulp te leveren.
Niemand heeft per slot van rekening behoefte
aan die mooie sneeuw in huis.