Des nachts, als niet één gerucht de zinnen wekt
als alles slaapt en voor de zon gezwicht
hoopgevende woorden als je weet hebt van d'offering
onder maanlicht gestorven, nog voor de dauw ontdekt
getemperde stralen van dansend licht
Dan verschijnt de ziel onder 't mom van een droom
als een genadeloze liefde van één oogwenk maar
onverwerkt verleden nog voor de geboorte van 't zonneklaar
heupwiegend maakt 't langzaam de leden loom
Troosteloos zoeken vingers naar een bedend gebaar
verstrikt in vragen omtrent goddeloosheid
in oprechte trouw koestert de slaper diepe spijt
voor wat was, elke gedachte een leugen, onwaar
Gulzige zinnebeelden hallucineren in alle staten
hand in hand ontfutselen zij de jager zijn laatste hoop
ontwaakt stamelt de gekruisigde zijn laatste zin:
"mijn God, mijn God, waarom hebt ge mij verlaten"
Troosteloze woorden als je weet hebt van d'opstanding
als ginds aan d'einder een rots in de branding
onder zonlicht geboren, na de dauw is ontdekt
als alles waakt en nooit voor de zon zwicht
oneindige stralen van dansend licht...