Hete lucht
uit ondiepe zucht
Stank van te zure melk
of wijn,
van tanden in verval
Gebroken stem, blauwe armen
De kracht niet meer
te veren
De moed niet
te verleren
Op de ziel de gaten
van uitgedrukte peuken,
van spuiten
en ontelbare flessen
Waarvan niet één
de dorst kon lessen
Vuile hand vol warmte
vragend
om juist die éne piek
Mens zonder waarde,
zonder toekomst
verleden, geleden,
vermeden, opgegeven,
afgeschreven, weggegeven
doorgeschoven, weggetrapt,
uitgeblust
Nog slechts
af en toe een vonk
als vijftig pillen
van binnenuit villen
De andere krachtelozen
staan aan de kant
en wachten vol ongeduld
op je laatste val in de goot
Ik sta ertussen
en houd me groot.
12 oktober 2005