ze waren met drie
wat net teveel was van het goede
de bos was te klein
en net niet wat te verwachten viel
ogen werden in een wenk gedroogd
ze stond te verleppen
blij toe dat ik me oogkleppen droeg
mijn god wat was nog
ik wees en ze groette
ging af en zij weer in opstand
de stammen fier rechtop
in geen veld of bos bekende ze me
steeds dieper werd het groen
een poes sprong weg
achtervolgd door mijn wijnboer
zocht ik een rank
de zuurheid moest nog rijpen
al proefde ik wijs
schotelde ik voor via sateliet
en verbond opgewonden
nee, nee, daar zeg ik geen nee
ik zeg alleen dat
hier het huis van melk en karton
ze woont hier niet
zonder pardon