In het zachte tegenlicht
der uitgestrekte velden
ben ik een vlinder
fladderend van bloem tot bloem
om de levenselixir te vinden
die haat en geweld, hoogmoed en roem
in de zonneglans van het leven
tot groene einders verbleken doet.
En dan wordt de lucht
smaragdgroen gekleurd
als een dik tapijt
waarop de hoop donzig rust:
geen kwetsbaarheid noch onbegrepen dromen,
noch bedelen naar méér begrip,
want slechts een kleine ziel
vol leven
zal aan die broze branding
zalvend vuur tot liefde geven.
Ik voel me steeds oneindig blij
wanneer ik fladderend neerstrijk
op u, zo ver en toch nabij.