mannen met oude gebakte baarden
geloven die nieuw leven worden
ik ben het waard
roept een jong onbeholpen veulentje
op gouden stoute klompjes
vlechten die sierlijke verhalen
met de hand verweven
tot jeugdige uitgelatenheid
in mijn hand klopt werkelijk waar
ik doe onmiddelijk wat gevraagd
en wandel honds achterna
afgeschoren zijn wijsheid
heeft langst de tijd
grillend tot verschijnselcode
laat staan dat jezus-paard
op de staart getrapt van de toren
die van de olifantenmelktandjes
scheef staat als een mop te ver
die nog uitgelachen moet worden
jonge vrouwen die het werkelijke weten
hun lokken naar het glazen plafond
doet hun gepoetste muilen houden
pas op hun bestorven bed denken
ze aan die huppelende staartjes
die nog maar net begonnen
te geloven in de beproefde wereld
waardepapieren vullen de dozen
vergaard en bewaard, beschimmeld
opzij geschoven en vergeten