ik hou mijn handen vast
en geef ze met het strand
de zon doet mij ondergaan
je duikt op en zegt: romantisch
je hart bonkt lustig
uitgelaten waardoor ik niet hoor
dat de golven bruisen
je pakt mijn glas
vult het met later
ik heb er niets tegenin
en breng je mijn
benen raken vermoeid
we zijn dat wandelen verleerd
de maan zwaait ons nog na
maar we zijn niet meer zo helder
we naderen het slot
en ik zeg dat ik nog wel
kasteelromans wil schrijven
als jij de kaarsen plots dooft
wat? een strand zo dichtbij
een romantisch open aarden
met glazen vol passievruchten
geperst en opgediend voor twee
daarna pak je mijn tas
en zoekt naarstig naar
je dierbaarste schelp
die je mij gegeven had
teleurgesteld kijk je naar me op
en gaat verder met onderzoeken
van de kassabonnen die
mijn tassen bezielen
onverstoord steek ik
mijn kaars op en doe alles
wat in mijn vermogen ligt
om deze avond niet te hoeven lopen
strandpalen en krabben kruipen ons
we zoeken naar lichtknopjes
en proberen de muziek niet
de godganse nacht te laten klinken
maar tevergeefs, het is ook te modern
in den morgen, volkomen uitgeput
glanst de vloer ons tegemoet
de huishoudster vraagt beleefd, hoe het was
en verzoekt ons op te krassen
ze heeft het nu wel gezien